copernica.trigger() gebruiken in Google Tag Manager

De Copernica-website tracker stuurt standaard paginaweergave-events voor elke pagina op je website. Dat zijn zogenoemde low-level events: ze geven alleen aan dat een pagina is bekeken, zonder extra context over wát er op die pagina stond.

Om hier in Copernica nuttige opvolgacties van te maken, moet je meestal eerst analyseren welke pagina het betrof, bijvoorbeeld door de URL te ontleden.

Heb je op je website al meer specifieke informatie beschikbaar, dan is het vaak slimmer om naast of in plaats van deze low-level events direct high-level events te versturen. Denk bijvoorbeeld aan een product-visit-event op elke productpagina, inclusief gegevens zoals SKU, productnaam en prijs.

Het voordeel van high-level events is dat je opvolgacties in Copernica veel eenvoudiger kunt maken:

  • Je hoeft niet eerst te bepalen welk type pagina is bezocht.
  • Je kunt direct een opvolgactie instellen op het specifieke event (bijvoorbeeld: stuur een e-mail met relevante productdata zodra iemand een product heeft bekeken).

Gebruik van copernica.trigger()

Met copernica.trigger() stuur je een event naar Copernica. Een voorbeeld:

copernica.trigger('product-visit', {
  sku: 'dynamische_sku',
  name: 'Voorbeeldproduct',
  price: '19.95',
  category: 'T-shirts'
});

In dit voorbeeld gebruiken we het product-visit-event. De sku is verplicht, zodat we weten om welk product het gaat. Daarnaast kun je alle extra gegevens meesturen die voor jouw opvolgacties nuttig zijn, zoals name, price of category.

Dynamische gegevens ophalen in Google Tag Manager

High-level events zijn pas echt krachtig als ze automatisch gevuld worden met de juiste gegevens van de bezochte pagina. In Google Tag Manager (GTM) kan dat op verschillende manieren:

  • Via een dataLayer-variabele
    Veel webshops plaatsen productinformatie (zoals SKU, naam en prijs) in een zogenoemde dataLayer: een JavaScript-object met gegevens over de pagina of het product. In GTM kun je deze waarden direct ophalen door een DataLayer-variabele aan te maken en het juiste pad in te vullen (bijvoorbeeld ecommerce.detail.products.0.id voor de SKU).
  • Via HTML of JavaScript op de pagina
    Staat de productinformatie niet in de dataLayer? Dan kun je GTM een waarde laten ophalen uit de HTML (DOM-variabele) of met een klein stukje JavaScript (aangepaste JavaScript-variabele).

Welke methode je kiest hangt af van hoe je webshop is gebouwd. Bekijk hiervoor onze platformartikelen:

Instellen in Google Tag Manager

Stap 1: Variabele aanmaken

Maak in GTM voor elke waarde die je wilt doorgeven (zoals SKU, naam of prijs) een aparte variabele:

  • Kies het type variabele (DataLayer-, DOM-, of JavaScript-variabele).
  • Vul het pad of script in dat de gewenste waarde oplevert.
  • Geef de variabele een duidelijke naam, zoals: ProductSku

Als de dataLayer geen productinformatie bevat, kun je ook de gegevens uit de HTML van de pagina halen. Gebruik dan een DOM-variabele of aangepaste JavaScript-variabele die bijvoorbeeld de SKU, naam of prijs uitleest uit een element of meta-tag.

Stap 2: HTML-tag aanmaken

Maak in GTM een nieuwe tag van het type Aangepaste HTML en voeg de volgende code toe:

<script>
  copernica.trigger('product-visit', {
    sku: '{{ProductSku}}',
    name: '{{ProductName}}',
    price: '{{ProductPrice}}'
  });
</script>

Vervang de dubbele accolades door de GTM-variabelen die je in stap 1 hebt gemaakt.

Stap 3: Trigger instellen

Zorg dat de tag alleen wordt geactiveerd op de juiste pagina’s, bijvoorbeeld via:

  • Een URL-voorwaarde (Page Path bevat /product/)
  • Een specifiek event uit de dataLayer (bijvoorbeeld productDetail)

Gebruik de previewmodus van GTM om te testen of de tag correct werkt en of de juiste gegevens worden meegegeven.